About
Stire Kaya-Cirik
Heel lang geleden, heel ver hiervandaan, was er eens een klein meisje in een klein dorpje. Althans, als je kijkt naar het leven in dat dorpje, dan lijkt het honderden jaren geleden. In werkelijkheid is het echter maar iets meer dan vijftig jaar geleden. Wat heel ver hiervandaan betreft, in de beleving van het kleine meisje over wie dit verhaal gaat, leek het de andere kant van de wereld. In werkelijkheid is de afstand met een paar uur vliegen te overbruggen.
Toch heb ik het gevoel dat die afstand, niet alleen in ruimte, maar ook in tijd, een brug vormt tussen twee periodes die heel ver van elkaar af staan. Tussen twee compleet verschillende era’s. Niet gewoon tussen het heden en mijn verleden, zoals ieder mens zijn heden en zijn verleden kent. Ik bedoel tussen twee tijdperken die zo verschillend zijn dat het moeilijk voor te stellen is dat ze beide in één mensenleven passen.
Tegen het einde van de zomer van 1969 kwam ik ter wereld in een dorpje dicht bij de grens met Syrië. Mijn wortels zaten pakweg vijftig kilometer noordelijker, in het bergdorpje Kafro. Dit gebied in het zuidoosten van Turkije heet Tur Abdin, wat letterlijk Berg der Dienaren betekent. Een naam die verwijst naar de vele monniken die in deze bergen woonden sinds het ontstaan van het christendom. Bijna tweeduizend jaar na het ontstaan van het christendom is dit volk uitgewaaierd over de hele wereld. Ruim vijftig jaar na de massale uittocht, is de Syrisch-orthodoxe gemeenschap nu een grote, hechte gemeenschap in diaspora.
In 1980 zat ik als tienjarig meisje bij de exodus richting Europa. Vlak voordat ik elf werd, belandde ik met mijn ouders in Nederland, waar deze gemeenschap een nieuwe thuis vond. Dankbaar voor de vrijheid om haar geloof te belijden, stichtte zij hier een eigen kerk. Al gauw volgden er meer onder leiding van wijlen Mor Julius Cicek, de eerste Syrisch-orthodoxe aartsbisschop in Europa. Niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland, Zweden, België en nog een paar andere Europese landen.
Decennia later bleek die vrijheid echter een keerzijde te hebben…
Missie
Ik heb mij altijd een brug gevoeld tussen twee werelden, twee era’s. De wereld in ons geboortegebied en de wereld in diaspora. De eerste wereld waar een bepaalde mate van continuïteit heerste in de taal, cultuur en geloof en daarmee in de identiteit. Dit ondanks de vele machtsverschuivingen waarin wij werden onderdrukt en vele malen met uitroeiing bedreigd zijn. De tweede wereld waar weliswaar een grote mate van veiligheid en vrijheid is, maar waar tevens een gevaarlijke keerzijde aan zit. Ironisch genoeg is het namelijk juist die vrijheid die de grootste dreiging vormt voor het voortbestaan van onze Aramese taal en cultuur, en zoals gezegd, daarmee de identiteit. Zonder terug te kunnen vallen op een eigen land met eigen taal en cultuur, lijkt er een grotere drang naar integratie, bijna assimilatie te zijn ontstaan. Met als resultaat het vervagen en langzaam opgaan in de maatschappijen waarin wij terecht zijn gekomen. Dat doet de alarmbellen afgaan, hoe dankbaar ik ook ben voor de genoemde veiligheid en groeimogelijkheden. En niet alleen bij mij zijn de alarmbellen afgegaan. Ik zie steeds meer mensen uit de gemeenschap, ieder op zijn of haar manier, een bijdrage leveren aan het behouden en bewaren van de eigen identiteit. Dat lijkt bijna instinctmatig te gebeuren.
De prognoses dat het een kwestie van tijd is dat die taal zal verdwijnen, brengt een zware verantwoordelijkheid met zich mee. Elke keer als ik een bericht tegenkom over een taal die aan het uitsterven is, raakt het mij. De dreiging dat dat met mijn eigen taal kan gebeuren raakt mij dan ook tot op het bot. Dat heeft bij mij altijd een beschermingsdrang gecreëerd. Net zoals de drang om verhalen uit de vergetelheid te redden. Verhalen zoals ik die verwerkt heb in mijn historische roman ‘Echo uit een onverwerkt verleden’.
Die alarmbellen gingen bij mij ook af toen ik besefte dat ik de laatste ben in mijn familielijn die de leefwijze uit de vorige era kan vastleggen. Deze alarmbellen hebben mij aangespoord het kinderboek ‘Mijn dorpje’ te schrijven. In die eerste levensjaren heb ik net genoeg kunnen proeven van die eenvoudige, doch op een bepaalde manier ook rijke, leefwijze. Als ik dat niet zou doen, zou het voor altijd verloren gaan, omdat alle generaties na mij in de nieuwe era leven en de oude era nooit gekend hebben. Daarmee zou de kennis van een leven dat zo dicht bij de natuur lag, verloren gaan. De dreiging van het verdwijnen van het Aramees heeft mij geïnspireerd om in het verhaal (Turoyo) Aramese woorden op te nemen om meer bewustwording voor deze oeroude taal te creëren. Ik hoop hen alert te maken voor het gevaar dat op de loer ligt. Nog meer hoop ik hen te laten zien wat voor een rijkdom, een ‘Verborgen Parel’, zij hebben. Met ‘Mijn dorpje’ hoop ik hen een houvast te bieden.
Ook hoop ik dat ‘Mijn dorpje’ voor de kinderen (en de volwassenen) buiten de gemeenschap een leuke kennismaking zal zijn met een taal en cultuur van een heel oud volk van wie de nakomelingen onder hen leven. Een volk dat in Nederland, Duitsland en andere Westerse landen geïntegreerd is en een nieuw leven heeft gevonden. Zij dragen een oude schat met zich mee, een schat die niet verloren mag gaan, al zijn ze nog zo geïntegreerd. Een oproep voor deze missie doe ik met de hashtag #FindYourRoots.
© 2024 Stirekaya.com | Made by Poleza IT